Omvang van het geding – SSR
Cursussen / Bestuursrecht / Algemeen / Omvang van het geding

Omvang van het geding

Leer de criteria kennen die worden aangelegd bij de bepaling van de omvang van het geding in beroep

Voor het vervullen van de toetsingstaak van de bestuursrechter is het van belang dat de omvang van het geding op een juiste wijze wordt bepaald. De rechterlijke toetsing moet plaatsvinden binnen de grenzen van het geding, zoals die worden getrokken door met name artikel 8:69 Awb.

Artikel 8:69 Awb is een van de meest besproken bepalingen in de literatuur en vraagt onophoudelijk om interpretatie in de jurisprudentie. Hoe wordt de omvang van het geding vastgesteld? Hoe ver reikt de plicht van de rechter om de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen? Vergt het Europese recht een specifieke benadering? Wat is de betekenis van de formele rechtskracht / het gezag van gewijsde? Bestaan er fuiken in het bestuursrecht? Wat betekent de goede procesorde voor de omvang van het geding?

Deze cursus is ontwikkeld om jou inzicht te verschaffen in de achtergrond van artikel 8:69 Awb, in de vraagstukken die bij de bepaling van de omvang van het geding aan de orde komen en in recente ontwikkelingen in de jurisprudentie. De cursus vergt door de casus en discussiepunten een actieve houding.

Er wordt geen casuïstiek over het belastingrecht behandeld.

Doel

Na afloop van de cursus heb jij de belangrijkste kennis verworven om de omvang van het geding in beroep te kunnen bepalen.

Doelgroep

Rechters, stafjuristen en gerechtsjuristen.

Inhoud

Aan de orde komt de afbakening van het geding in beroep, de betekenis van het begrip ‘op grondslag van’ in artikel 8:69, eerste lid, van de Awb, wat de betekenis is van de verplichting voor de rechter om ambtshalve rechtsgronden aan te vullen (8:69, tweede lid) en wat de reikwijdte is van de bevoegdheid van de bestuursrechter om feiten aan te vullen (8:69, derde lid). Tevens wordt behandeld wat kwesties van openbare orde zijn waaraan de rechter ambtshalve toetst en hoe dit zich verhoudt tot de afbakening van het geding. Een belangrijke plaats is ingeruimd voor de vragen wanneer feiten, gronden en stukken niet (meer) aan bod kunnen komen wegens strijd met de goede procesorde. In dat kader komt art. 6:13 van de Awb (onderdelenfuik i.p.v. gronden- en bewijsfuik) aan de orde.

Opzet

De cursus bestaat uit twee aaneengesloten dagdelen. Tijdens de cursusbijeenkomst worden inleidingen afgewisseld met discussie aan de hand van vragen en casuïstiek.

Voorkennis

Om deel te kunnen nemen aan de cursus dien je te beschikken over enige ervaring (ruim twee jaar) in het behandelen van bestuursrechtelijke beroepszaken.

Uitvoeringen

Kosten:
Voor leden ZM (2024): € 135,00