Wet maatschappelijke ondersteuning
Een degelijke kennismaking met de Wmo 2015
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is ruim zeven jaar van kracht en heeft al veel jurisprudentie voortgebracht. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft getracht lijn te brengen in de vaak uiteenlopende uitleg en toepassing van de wet door gemeenten. Dat is veelal te wijten aan onjuiste wetstoepassing, mede door vage en onduidelijke wetgeving, maar ook door verkeerd onderzoek, verkeerde regelgeving en beleid. De CRvB heeft een aantal richtinggevende uitspraken op grond van de Wmo 2015 gedaan.
De CRvB oordeelt dat het gemeentebestuur een grote beleidsvrijheid heeft bij de uitvoering van de Wmo 2015. Beleidskeuzen van de gemeenteraad en – binnen de daarvoor gestelde grenzen – door het college zijn voor de bestuursrechter een gegeven, die (in principe) slechts terughoudend kunnen worden getoetst. De bedoelde beleidsvrijheid bij het verlenen van maatwerkvoorzieningen vindt echter zijn grens in art. 2.3.5 lid 3 Wmo 2015 op grond waarvan het college verplicht is, zo nodig, een maatwerkvoorziening te verstrekken die een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt zodat die zo lang mogelijk in zijn leefomgeving kan blijven.
De CRvB heeft zich ook uitgelaten over de vraag waar een onderzoek van de gemeente aan moet voldoen als de cliënt zich meldt met een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Is de ondersteuningsvraag niet correct in beeld gebracht, dan kan het college de specifieke ondersteuningsbehoefte niet vaststellen. Het college mag het onderzoek door derden laten verrichten maar moet zich dan wel vergewissen dat dit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
In een andere richtinggevende uitspraak oordeelt de CRvB dat een maatwerkvoorziening ook een financiële tegemoetkoming kan inhouden waarbij de hoogte niet al te ver mag afstaan van een passende bijdrage. Hiermee is duidelijk geworden dat de vergoeding voor het gebruik van de eigen auto en de verhuiskostenvergoeding ook onder de Wmo 2015 blijven bestaan.
De vragen over de uitvoering van de Wmo 2015 zijn zeker nog niet allemaal beantwoord. Daarover zal de CRvB zich de komende tijd zeker nog uitlaten.
Doel
Opdoen van voldoende kennis van- en inzicht in de systematiek van de Wmo 2015 om basale rechtsvragen over de Wmo 2015 te kunnen beantwoorden. Na de cursus kun je de juistheid van een (niet al te complex) bestreden besluit beoordelen aan de hand van de beroepsgronden, volgens welk toetsingskader dat gebeurt en welke toetsingsmaatstaven gelden.
Doelgroep
Rechters, raadsheren, rechters in opleiding, gerechtsjuristen, juridisch adviseurs en gerechtsauditeurs.
Inhoud
Tijdens de cursus wordt de systematiek van melding tot de beslissing op de aanvraag behandeld en tevens de daarop gebaseerde rechtspraak. Daarbij komt ook de afbakening met andere wetten aan bod. De wettelijke opdrachten en/of bevoegdheden van het gemeentebestuur, de verordening, nadere regels en beleidsregels staan daarbij centraal. Aanspraak, recht en hoogte van het een persoonsgebonden budget worden als apart onderwerp behandeld.
Opzet
De cursus bestaat uit twee aaneengesloten dagdelen en kenmerkt zich door een interactieve benadering van de inhoud. De docenten gaan in op casuïstiek die gebaseerd is op de uitvoeringspraktijk van gemeenten en actuele rechtspraak. Er bestaat ook ruimschoots de gelegenheid om eigen casuïstiek in te brengen.
Voorkennis
Enige kennis en ervaring met dossiers op grond van de Wmo 2015 is vereist.
Uitvoeringen
Kosten:
Voor leden ZM (2024): € 265,00