Themadag ‘Privacy’: “Nieuwe wetgeving apart verhaal voor strafrecht” – SSR

Voor de officier van justitie en de strafrechter geldt per 25 mei niet de AVG, maar de Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie. Wat betekent dit, bijvoorbeeld voor het gebruik van onrechtmatig verkregen DNA als bewijs? Bij de SSR-themadag Privacy op 28 september gaf universitair docent Martine van der Staak tekst en uitleg. “Vaak is een privacy-schending ondergeschikt aan het opsporingsbelang.”

Stel een verdachte van een misdrijf wordt aangehouden op basis van onrechtmatig verkregen DNA. Het DNA had eigenlijk niet zo lang in de databank bewaard morgen worden. Mag dat bewijs dan toch gebruikt worden in het strafproces? Onder meer deze prikkelende case besprak Van der Staak in de workshop Strafrecht. “In dit geval heeft de Hoge Raad beslist dat het DNA toch gebruikt mocht worden. Zolang het eerlijk proces niet in het geding is, is dat toegestaan.” Wat als er bij de politie, het OM of de rechtszaak iets mis gaat met de verwerking van persoonsgegevens? Wat als bepaalde gegevens niet hadden mogen worden opgevraagd, of met elkaar gecombineerd? Welke sancties staan daar op? Wanneer wordt bewijs uitgesloten? Boeiende vragen, die Van der Staak uitwisselde met de deelnemers aan haar workshop.

Heldere lijn Hoge Raad

De Hoge Raad kiest volgens Van der Staak, universitair docent strafrecht en criminologie, een hele duidelijke lijn bij schendingen van privacy in het strafproces. “Als de verkregen gegevens betrouwbaar zijn, kunnen ze volgens de Hoge Raad in principe gewoon als bewijs gebruikt worden, tenzij er een grove schending plaatsvindt – denk aan artikel 3 of 6 van het EVRM. Vaak is een privacy-schending ondergeschikt aan het opsporingsbelang.” Dit leverde in de workshop verschillende reacties op: “Officieren van justitie zijn hier in zekere zin blij mee”, zegt Van der Staak. “Als er iets mis gaat met de verwerking van persoonsgegevens, is niet meteen de zaak kapot. Rechters in de zaal redeneerden meer: maar als een bepaalde schending vaak voorkomt, moeten we daar toch iets mee. De Hoge Raad geeft inderdaad een opening om bij zulke structurele vormverzuimen wel een sanctie op te leggen. Alleen is dit nog nooit toegepast.” Precies op dit punt spitsten veel discussies tijdens de workshop zich toe, stelt Van der Staak: “Waar geeft de jurisprudentie een opening, en waar niet?”

Privacy tijdens opsporing

Een andere case die aan bod kwam, was de Eindhovense ‘kopschopper’-zaak. Meteen na de nachtelijke mishandeling zette het OM bewegende beelden van het misdrijf op internet. Dat vond de rechter later niet proportioneel, het OM had eerst minder privacygevoelige middelen moeten uitproberen. Dit leidde tot strafvermindering. “In de workshop vroegen officieren van justitie naar de grenzen van dit soort opsporingsberichtgeving”, aldus Van der Staak. “We bespraken dat er inderdaad behoorlijke sancties staan op het onnodig schenden van iemands privacy tijdens de opsporing. Variërend van strafvermindering tot een schadevergoeding. De AVG is heel duidelijk dat de verantwoordelijkheid ligt bij de gegevensverwerker. Daarom moet het OM in dit soort zaken heel goed oppassen.”

Informanten in drugszaken

Van der Staak doet zelf promotieonderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens in het strafrecht en kent de materie dus door en door. “Volgens de wetgeving is er al snel sprake van een inbreuk op de privacy. Ik stel de vraag of dat wenselijk is.” Als plaatsvervangend rechter bij de rechtbank Oost-Brabant ziet ze ook dat rechters soms privacy-verweren tegenkomen, bijvoorbeeld als het gaat om informatie van informanten in grote drugszaken. Van der Staak vindt het heel goed dat de rechterlijke macht met deze themadag uitgebreid aandacht heeft besteedt aan de nieuwe ontwikkelingen. “Ik vond het een hele nuttige bijeenkomst. De plenaire bijdrage van Mireille Hildebrandt bijvoorbeeld was intrigerend. Dat machine learning valkuilen kent, maar ook de toekomst heeft.”

Een algemeen verslag van de themadag Privacy leest u hier.